Hendrik Luth: Boerenexperimenten voor een gezonde bodem
13 april 2022
Op zijn bedrijf in Wedde, Groningen zet Hendrik Luth zich in voor een duurzame bodem. Maar wat precies duurzaam is, daar wordt nog vaak over getwist. Zijn theoretische ideeën ook echt werkbaar binnen de realiteit van de akker? Hoe hou je de bodem gezond, welke afwegingen maak je daarin? Hendrik besloot zelf experimenten op te zetten om zijn ideeën te toetsen. Door steeds meer kennis op te doen, komt hij met creatieve oplossingen voor een duurzame teelt.
Bekijk hieronder de video waarin Hendrik vertelt over zijn aanpak:
Praktische duurzaamheid
Wedde ligt in het Groningse deel van de Veenkoloniën. Toen tien jaar geleden staatssecretaris Henk Bleker 20 miljoen euro uittrok voor het weerbaarder maken van de Veenkoloniën, zag Hendrik Luth een kans. Hij deed een gooi naar een deel van het geld om zijn eigen ‘boerenexperimenten’ op te zetten. “Feitelijk wilde ik kijken of dingen die op papier duurzaam zijn, ook echt duurzaam zijn”, vertelt de akkerbouwer. “Vanuit de regelgeving komt daar wel eens een besluit over, maar niet alles is ook uitvoerbaar. Je kunt die ideeën aan de kant gooien en zeggen, dat werkt niet, óf je kunt denken: misschien is het de moeite waard om het toch uit te proberen.”
Die gedachte, om praktijkexperimenten te doen en duurzaamheidssystemen te testen, drijft hem nog steeds. Samen met zijn partner Brenda en zijn zoon Noah probeert Hendrik verschillende dingen uit op zijn loon- en akkerbouwbedrijf. Hij wilde meer leren over de gezondheid van zijn bodem, dus gebruikt hij nu al een aantal jaar groenbemesters en teelt hij meer verschillende gewassen. Om ook de bodemstructuur zo veel mogelijk intact te houden, experimenteert hij met grotere en lagedruk banden op zijn machines. Wat duurzaamheid betekent voor Hendrik?
“Het is eigenlijk heel simpel”, vertelt de 60-jarige akkerbouwer. “Alles wat goed is voor je manier van werken in de toekomst, is duurzaam. En het lijkt mij leuk, als ik er eenmaal niet meer ben, dat het hier op een mooie manier doorgaat.”
Diversiteit is duurzamer
De bodem is een belangrijk aandachtspunt, is Hendriks overtuiging. Niet alleen is de bodem de plek waar vrijwel alle ziektes en plagen hun oorsprong vinden, het is ook de plek waar het gewas al zijn nutriënten en mineralen haalt. En qua duurzaamheid is er veel winst te halen. Hendrik: “In het verleden was het zo dat er altijd wel een middeltje was voor een ziekte of plaag. Het was vanzelfsprekend dat je werd geadviseerd door een expert. Maar die tijd is aan het veranderen.” Het gebruik van bestrijdingsmiddelen hoeft volgens Hendrik namelijk niet altijd vanzelfsprekend te zijn. Liever focust hij zich op het aanpakken van ziekteverwekkers bij de bron. Door de bodem weerbaarder te maken, heeft hij al gedeeltelijk een natuurlijke bestrijding van bijvoorbeeld schadelijke schimmels.
Bodemweerbaarheid draait voornamelijk om biodiversiteit. Hendrik gebruikt groenbemesters, gewassen die gezaaid worden na de oogst van het cultuurgewas. Deze groenbemesters worden in het najaar ingezaaid en houden het land groen, wat goed is voor de stikstof- en koolstofhuishouding. “In het voorjaar, als we ons volgende cultuurgewas weer zaaien, worden de groenbemesters meestal chemisch doodgemaakt. Maar dat willen we hier niet. Wij mengen de groenbemesters levend door de bovengrond”, legt Hendrik uit. “Daarmee hou je ook levende wortels in de bodem. En als er in de bodem meer plantenmateriaal zit, vinden ziekteverwekkers en plagen niet alleen het gewas dat je inzaait, maar ook deze ingewerkte groenbemesters. Zij krijgen minder de ruimte.”
Dat geldt ook voor de verschillende gewassen die Hendrik verbouwt. Ook daarin probeert hij divers te zijn, maar dat is niet altijd gemakkelijk. “Helaas voor de boer gaat de winstgevendheid met een breder scala gewassen in eerste instantie achteruit”, merkt de teler op. Elk gewas vereist zijn eigen kennis en ervaring en ze delen niet altijd dezelfde afzetmarkt. Ook vereisen ze verschillende machines, die Hendrik niet allemaal bezit – vaak kosten ze tonnen. “En iedereen kan uitrekenen dat een machine waarmee je maar 5 hectare oogst in plaats van 100, niet zo’n goeie investering is”, merkt de teler op.
“Wij boeren hebben het vaak over miljoenen, maar uiteindelijk rekenen we in tientjes”, lacht Hendrik.
De bodem onder druk
Met de hand zaaien, schoffelen en rooien klinkt misschien idyllisch, een teler kan er niet van leven. Maar de machines die voor de teelt van gewassen nodig zijn vormen een extra uitdaging voor de bodemgezondheid. De druk die de grote voertuigen op de grond uitoefenen, kan de structuur ervan beschadigen. De grond moet luchtig zijn, zodat wortels gemakkelijk hun weg kunnen vinden. Hoe meer er op de bodem wordt gedrukt, hoe minder zuurstof er achterblijft. De grond zit dan te dicht op elkaar, en het kost veel moeite om deze weer los te krijgen. Ook voor de planten.
Daar wilde Hendrik iets aan doen. Om de druk van de machines op de bodem beter te verdelen, investeerde Hendrik in nieuwe, grotere banden. Zo staat de grootste bietenrooier – een twaalfrijer, die Hendrik deelt met loonbedrijf Speelman, waar hij mee samenwerkt – nu op nieuwe banden met een lagere bandenspanning dan normaal. Ook dit kan de druk op de bodem verlagen. De manshoge banden torenen boven Hendrik uit, en kosten zo’n 8.000 euro per stuk, laat hij weten. Een duizelingwekkende som, gezien de vele machines in zijn schuur.
De drukverdeling van de banden was een mooie belofte, maar om het effect te toetsen doet een groep studenten van de Aeres Hogeschool in Dronten ook nog eens onderzoek op de akker van Hendrik*. Zij hebben de druk van de kipper en trekker gemeten en vergeleken bij verschillende bandenspanningen. “Afgelopen maandag zijn ze hier weer geweest”, vertelt Hendrik. “Met de trekker en de kipper hebben we een stuk gereden, en gekeken wat het verschil is in de sporen die de machines achterlieten.” Op de banden van deze machines zitten speciale ventielen waardoor de bandenspanning kan variëren. Nadat de trekker was langsgereden konden de studenten met een penetrometer – een instrument dat de weerstand van de grond meet – kijken hoe de druk verschilde. De eindresultaten moeten nog volgen.
Omarm creativiteit
Hendrik geniet volop van de manier waarop hij kennis opdoet. Met zijn ‘boerenexperimenten’ probeert hij op verschillende manieren geld te krijgen om zijn eigen visie op verduurzaming van de teelt uit te proberen en te testen, zoals hij voor het eerst deed met het geld voor de Veenkoloniën. “In grote lijnen kun je alles wat je ’s ochtends bedenkt, ’s middags uitvoeren. Dat is heerlijk.” Toch merkt hij ook dat niet alles zo snel gaat als hij graag zou willen. Duurzaam telen is ingewikkeld, vooral als er een regel of samenwerking van buiten de sector voor nodig is. Hendrik: “Zodra je een instantie of organisatie nodig hebt, moet je het opnieuw uitleggen. Soms ben je vooral bezig met wachten tot de ander het begrijpt.”
Bovenal roept Hendrik telers en samenwerkingspartners op om aandacht te hebben voor aanpakken die anders zijn dan de norm: “Er is zó veel creativiteit in onze sector. Daar moeten we echt gebruik van maken.”
“De ‘standaard’ gaat wel door”, gelooft Hendrik. “Daar hoef je niet zo veel voor te doen. Alleen vind ik dat waar we naartoe gaan, als mensheid, die oneindige groei en oneindige macht – daar mag best een rem op gezet worden. Historisch gezien zijn het altijd de afwijkende soorten, en de mensen met een afwijkende mening, die de verandering hebben gebracht! Daar mag best wat meer aandacht naartoe.”