Mariëlle Keijzer: Chemie als voedingsbodem
09 september 2022
Op het erf van Mariëlle Keijzer in Lelystad stuitte ze op een wonderlijke oplossing: chemische restanten van gewasbeschermingsmiddelen afbreken op een organische manier. Door een wasplaats aan te leggen die zorgt dat al het restwater in een gescheiden stroom wordt opgevangen spaart ze niet alleen het milieu, maar richt ze haar erf efficiënter in. Het is één van de stappen die zij maakt om te zorgen dat ze op een verantwoorde manier kan blijven boeren.
Mariëlle heeft een gangbaar akkerbouwbedrijf van 54 hectare. Ze teelt hier consumptieaardappelen, zaaiuien, suikerbieten en wintertarwe. Tijdens ons gesprek valt haar bevlogenheid meteen op. Van de coöperatie Flevolands Agrarisch Collectief is ze sinds vorig jaar secretaris. Daarnaast zit ze in de ledenraad van Cosun en ze heeft nauwe banden met het waterschap en de provincie. Tegenover haar gangbare perceel ligt een natuurreservaat met daarbij 35 hectare grond, ingericht met zowel landbouw als natuur, dat ze samen met haar vader beheert. Hier experimenteren ze met zeer extensieve teelt. Maar daar staan we niet te lang bij stil, want Mariëlle heeft van alles te vertellen en te laten zien – zoals de Phytobac.
Wat is het probleem?
Zoals op elk gangbaar akkerbouwbedrijf gebruikt Mariëlle een veldspuit bij haar teelt. Zo gebruikt ze gewasbeschermingsmiddelen en bijvoorbeeld vloeibare bladmeststoffen. Soms blijft er restvloeistof in de tank van de veldspuit achter. “Je kunt er dan voor kiezen om aan de restvloeistof wat water uit de schoonwatertank toe te voegen en met een lagere dosering een extra rondje door het veld te rijden, tot hij helemaal leeg is. Maar de veldspuit moet ook af en toe gereinigd worden, bijvoorbeeld als je de overstap maakt van het ene naar het andere middel”, legt Mariëlle uit. En dat reinigen gebeurt vaak op het erf. Het reinigingswater bevat dan nog wat restmiddel, en bij een grote regenbui kan dit zo de tussensloot inspoelen.
Dat zat Mariëlle dwars, dus zocht ze naar een betere oplossing. Ze vindt het belangrijk om beter te letten op erfemissies, omdat ze wil zorgen dat er in haar omgeving ook in de toekomst nog geboerd wordt. “We raken al veel middelen kwijt, we moeten het met steeds minder doen. Op een gegeven moment houdt het op”, zegt Mariëlle. Toelatingen voor gewasbeschermers en andere middelen kunnen worden ingetrokken, als residuen bijvoorbeeld worden gevonden in omringende sloten. De wettelijke normen voor de MRL (Maximale Residu Limiet) worden steeds scherper, en met geavanceerde apparaten wordt steeds nauwkeuriger gemeten. Bovendien moeten alle boeren in 2027 maatregelen hebben getroffen om hun erfemissie te reduceren. En ook de brancheorganisatie akkerbouw communiceert inmiddels over de beperking van erfemissies.
We kunnen niet te lang achterover leunen en afwachten. Ik dacht: er móét toch iets zijn, voor die erfemissies. We liggen als sector al onder een vergrootglas, laten we dan het goede voorbeeld geven.
Verandering of verplichting
Een paar jaar geleden kwam ze uit bij een zogenaamde Phytobac – een systeem dat het afvalwater van de schoongemaakte veldspuit biologisch afbreekt. Ze deed een flinke investering in een nieuwe wasplaats waar de Phytobac deel van uitmaakt. Om een deel van de kosten te dekken schreef ze zich in voor de POP-3+ subsidie Flevoland. “Toen die subsidieregeling kwam dacht ik, als ik het nu niet doe, ben ik het over een aantal jaar toch verplicht. Dat komt wel vaker voor in de agrarische sector, dat je ineens tot bepaalde zaken verplicht bent”, vertelt Mariëlle. Met een groep collega-boeren vormde ze een cluster om zo aan het minimale investeringsbedrag van 250.000 euro te komen.
Als we over het erf lopen komen we bij een grote betonnen vlakte met in het midden een put: de wasplaats. “Hier kan ik mijn trekker of mijn veldspuit neerzetten en afspoelen, en al het afvalwater wordt netjes opgevangen”, laat Mariëlle zien. Aan de rand van de wasplaats staan drie hendels die de grond in gaan (een ‘driewegkraan’) met elk een eigen kleur en functie. De blauwe hendel staat nu omhoog, zodat regenwater zoals gewoonlijk terugvloeit naar de infiltratiesloot. “Als ik de trekker schoonmaak, en er komt brandstof en olie van af, dan gaat hij op geel. Dan loopt het water door een zandvangput en vervolgens door een olie- en benzineafscheider, die aan de rand van de wasplaats zijn ingegraven. En als ik de veldspuit ga vullen of ga reinigen, gaat hij op rood, naar de Phytobac.”
Biologisch afbreken
Een buis brengt het afvalwater met gewasbeschermingsmiddel vanaf de wasplaats via een zandvangput, waar overtollige modder en andere vaste stoffen worden afgevangen, naar een buffertank. Het ziet eruit als een kleine silo, waar een soort meterkastje aan is bevestigd. “De buffertank staat in verbinding met twee substraat bakken. Die zijn gevuld met grond van de kavel, gemengd met stro”, legt Mariëlle uit.
Het water verdampt, en het middel dat nog in de restvloeistof zit wordt langzaam door bodemorganismen afgebroken.
Elke tien minuten wordt het vochtpercentage automatisch gemeten, en als die onder de 30% zit, dan vult het systeem de bakken aan met het opgevangen, vervuilde water. De Phytobac is een gesloten systeem, waardoor het water nooit meer op het land of in een sloot belandt. Elk half jaar wordt er wat extra stro door de bakken gemengd om het afbraakproces op gang te houden, de rest reguleert zichzelf.
Hoewel het de goede kant op gaat, is er nog veel te winnen valt als het gaat om bespuitingen in de gewassen. “Het gaat niet alleen om chemische gewasbeschermingsmiddelen, we geven ook bladvoeding, of bepaalde nutriënten om bijvoorbeeld de wortelgroei te bevorderen. Soms gebruiken we zelfs dezelfde middelen als de biologische teelt”, zegt ze. Waar het volgens haar vaker aan schort, zijn de omstandigheden waarin boeren bepaalde middelen toedienen, en hoe zij omgaan met emissies.
“Je kunt er bijvoorbeeld voor kiezen om onkruid machinaal te verwijderen, en een bespuiting minder uit te voeren”, vertelt Mariëlle. “Je kunt plagen monitoren en letten op schadedrempels, in plaats van gelijk de veldspuit te vullen zodra je de eerste beste insect tegenkomt. En je kunt beter op het weer letten. Als het gaat regenen of het waait hard, ga je niet spuiten. Je middel spoelt dan af of waait weg, en dat is niet alleen slecht voor de omgeving, het is ook nog eens zonde van het geld.” Niet elke teler kan al deze overwegingen veroorloven. Zeker boeren met veel land, of land op verschillende locaties, moeten vanwege hun planning soms op een ongunstig moment ingrijpen, wat onverhoopt tot lagere effectiviteit en hogere emissies kan leiden.
De wasplaats is, zoals Mariëlle dat noemt, een niet-productieve investering. “Ik verdien er niks aan”, zegt ze.
Blik op de toekomst
Mariëlle spreekt regelmatig collega-telers over de mogelijke aanleg van een wasplaats op hun erven. Zij zien de schoonheid van de oplossing wel, maar vinden het ook duur. Toch is Mariëlle blij met de nieuwe inrichting van haar erf. Naast de wasplaats staat een nieuwe, kleine opslag voor haar gewasbeschermingsmiddelen. De oude middelenkast zat in de schuur waar ook de aardappels worden bewaard. “Ik bewaar mijn aardappels relatief lang. En telkens moest ik door verschillende deuren heen, een zeil aan de kant schuiven, en de benodigde middelen langs dezelfde weg weer naar buiten sjouwen… Allemaal vlug, want de aardappels zitten in bewaring; die moeten koel blijven. Dat vond ik onhandig. Die bussen zijn soms best zwaar!”
In de gangbare teelt zit er veel verschil tussen telers. Mariëlle ziet het als de verantwoordelijkheid van elke teler om te letten op hoe zij op hun eigen manier emissies reduceren. Haar motivatie ligt met name bij de toekomst. “Je moet je bedenken dat je kinderen en je kleinkinderen misschien ook later boer willen worden. Dat moet dan wel nog kúnnen.” Regelmatig gaat ze in gesprek met collega-telers, die haar wasplaats vaak nog sceptisch bekijken, en probeert ze aan het denken te zetten. Het moet niet normaal gevonden worden dat restvloeistof zomaar het erf op loopt tijdens het reinigen. Mariëlle: “Soms is het juist leuk om die rol aan te nemen, en door te vragen hoe zij dan omgaan met alles hun gewasbeschermingsmiddelen. Je houdt ze een beetje een spiegel voor. Maar niet iedereen kán ermee aan de gang gaan. We moeten goed communiceren over de afwegingen die eraan vastzitten, zodat zo veel mogelijk boeren de stap naar verduurzaming tóch durven te maken.”