Jos Heermans: Duurzaamheid hangt in de lucht

27 oktober 2022

Jos Heermans: Duurzaamheid hangt in de lucht

Jos Heermans uit Middenmeer experimenteert met een bladmeststof die stikstof uit de lucht beschikbaar maakt voor het gewas. Door het toepassen van dit bacteriële middel, BlueN, kan hij zijn tweede kunstmestgift bijna geheel opheffen. Met deze en andere duurzame ingrepen experimenteert hij meerdere jaren. Zo gebruikt hij al vier jaar nauwelijks insecticiden. Om ook andere telers te overtuigen is hij op zoek naar harde data. Hij hoopt zijn proeven aankomend jaar op te schalen en via Cosun aan meer bewijslast te komen.

Aan een schaduwrijke laan in Middenmeer, in de kop van Noord-Holland, ligt het akkerbouwbedrijf van Jos Heermans en zijn vrouw Lidia den Hertog. Jos is op allerlei manieren bezig met het reduceren van zijn milieu-impact, waaronder het terugbrengen van zijn kunstmestgebruik. Ten tijde van ons interview, half september, ligt er een flinke partij vers gerooide suikerbieten: de campagne staat op het punt te beginnen. Maar op een ander perceel groeien de bieten die Jos zijn werkwijze echt bijzonder maken nog een paar weken door. In plaats van met kunstmest voedde hij ze met een bacterieel hulpmiddel dat stikstof uit de lucht haalt. Of deze bieten het dit jaar net zo goed doen als de normaal bemeste bieten, blijft nog even de vraag. Naast bieten teelt hij wintergerst, graszaad en sjalotten, en verhuurt hij land voor pootaardappelen. En voor al zijn teelten zoekt hij naar nieuwe, verduurzamende oplossingen.

 

 

Kleine wezens, groot effect

De aanvoer van stikstof in de grond is voor telers elk jaar weer een vraagstuk. Het is één van de belangrijkste elementen voor de voeding van de gewassen, maar nadat er tonnen aan oogst van het land zijn afgevoerd, moeten deze nutriënten in de bodem het volgende voorjaar weer aangevuld worden. Voor gangbare telers is kunstmest een vanzelfsprekend hulpmiddel: het is een snelle stikstofbron en is makkelijk en precies toe te passen. De meeste planten zijn namelijk niet in staat om stikstof uit de lucht vast te leggen. Maar zo’n twee jaar geleden las Jos over BlueN. Het is een bladmeststof die gebruik maakt van een unieke bacterie, methylobacterium symbioticum, die wél in staat is om stikstof uit de lucht te binden en als nutriënt voor het gewas beschikbaar te maken. Hierdoor is er minder stikstoftoevoer via de bodem nodig. “Dat vond ik heel interessant, en ik heb gelijk bij CAV Agrotheek [een in- en verkoopcoöperatie voor boeren in Middenmeer, -red.] gevraagd of we aan BlueN konden komen.”

Voor zijn wintergerst en raaigras besloot hij het vorig jaar uit te proberen. In plaats van de tweede kunstmest-stikstofgift van 50 kilo per hectare, gebruikte hij op een gedeelte van het perceel BlueN. “Zelf kan ik geen verschil zien. Misschien was de opbrengst zelfs iets beter. Maar het blijft een boerenproef, dus zo nauwkeurig kan ik dat niet zeggen”, reflecteert Jos. Omdat hij met zowel het gras als de gerst succes had bij het verminderen van zijn kunstmestgebruik, zette hij de proef dit jaar door met zijn suikerbieten. Als we over het veld lopen, wijst hij de rij aan waar de bieten staan die met BlueN behandeld zijn. “Kijk, je ziet een klein drempeltje in de hoogte van het gewas. Ik heb daar 40 kilo per hectare minder kunstmest-stikstof gebruikt. Maar ze zijn nog niet uitgegroeid, dat kan nog bijtrekken. En stel dat de opbrengst in tonnen tegenvalt, maar het suikerpercentage dat compenseert, dan betaalt het zichzelf wel weer uit.”

 

(Linksboven: wilde cichorei in de akkerrand. Rechtsboven: Jos laat artemisia, ‘bijvoet’, zien. Linksonder: uitzicht op het perceel, met het ‘drempeltje’ in het gewas zichtbaar. Rechtsonder: de bladmeststof die Jos gebruikt.)

Kunstmest is niet het enige wat Jos met slimme, natuurlijke oplossingen heeft weten te reduceren. “Ik heb in de afgelopen vier jaar maar één keer insecticiden gebruikt”, vertelt hij. Om te begrijpen hoe, lopen we naar de rand van zijn perceel. Hier staat artemisia vulgaris, oftewel bijvoet, een onopvallend ogend en hoog kruidgewas. Vroeg in het seizoen trekt het kruid een luizensoort aan die alleen op bijvoet leeft. Deze artemisia bladluis trekt natuurlijke vijanden aan zoals sluipwespen en lieveheersbeestjes. Tegen de tijd dat er schadelijke luizen op het teeltgewas komen, zijn de natuurlijke vijanden al aanwezig, en worden die luizen ook opgegeten. Naast milieuvoordeel is het voor Jos ook een logische stap in de inrichting van het perceel: “We hebben hier regels voor teeltvrije zones: op de aardappelpercelen moet ik bijvoorbeeld anderhalve meter van de sloot wegblijven, en dat wordt nog meer met het volgende Actieprogramma Nitraatrichtlijn. Dat stuk grond ben ik toch al kwijt. Als ik daar met mijn akkerranden kan zorgen dat ik insecticiden bespaar, is dat heel mooi.”

“Een perceel bieten bespuiten kost al gauw 500 tot 600 euro. Stel dat ik mijn gewassen niet meer twee keer per jaar hoef te bespuiten, dat is niet alleen goed voor het milieu maar ook een enorme besparing!”

Opletten en opvoeden

Jos ziet dat bedrijven steeds meer afgerekend worden op hun uitstoot – landbouwbedrijven zijn geen uitzondering. Hij wil daarom scherp zijn op wat hij toepast, als het aankomt op duurzaamheid. BlueN is niet essentieel voor zijn teelt, maar door toenemende zorgen over klimaatverandering en milieu is het relevanter dan ooit. “Voor de productie van kunstmest heb je aardgas nodig. Mijn grootste aandeel in CO2-uitstoot komt van mijn kunstmest. En ik ben ervan overtuigd dat dat omlaag moet. Dan ga je zoeken naar oplossingen”, vertelt de teler. “In de landbouw werk je altijd op basis van voortschrijdend inzicht; je probeert dingen uit waarvan je hoopt dat ze werken – het liefst voor langere tijd. Als ik alleen al zie wat er in mijn tijd allemaal veranderd is, qua inzichten over gewasbescherming, bemesting, mechanisatie… daar moeten we steeds in blijven investeren, als we dit land willen blijven gebruiken.”

“Ik probeer te letten op wat we kunnen verminderen. Brandstofgebruik is ook zo’n item: vroeger werd daar niet naar gekeken. Als ik nu graszaad zaai, doe ik dat op één van mijn lichtste machines, met 1300 toeren. Dat scheelt toch veel uitstoot.”

De manier waarop Jos zijn teelt benadert, leidt soms tot discussies. Niet iedereen vindt de aanpassingen of ingrepen die hij ambieert even vanzelfsprekend. Op het bedrijf van Jos werken regelmatig loonwerkers die hem helpen met bijvoorbeeld bespuiten en rooien. “Ik laat bijvoorbeeld controleren hoeveel druk er in de banden van de bietenrooier zit, en ik laat de kippers op het kavelpad staan, anders rijden ze mijn grond stuk”, vertelt hij. “En als ze schuimaarde komen uitrijden [een kalkmeststof uit bieten, -red.], wil ik niet dat hun tank halverwege het perceel leeg is. Dan rijd je onnodig veel door het veld. Als je weet dat je het einde niet meer redt, ga je terug naar het erf om bij te laden. En dan maakt het mij niet uit als het wat langer duurt. Zo probeer je ze toch wat bewuster te maken.” Ook ziet Jos dat veel boeren om hem heen de voorkeur geven aan nieuwe, zwaardere machines. Zelf probeert hij zijn moderne trekker te laten staan als deze niet noodzakelijk is. “Ik werk voor kleine klusjes nog met een licht trekkertje uit 1962. En dat gaat prima.”

 

Van probeersels naar harde data

Veel duurzame ingrepen besparen ook geld. Waarom worden ze dan niet algemener toegepast? Telers willen handelen op basis van bewijs, meent Jos. Elke nieuwe ingreep probeert hij drie jaar uit, voordat hij het in zijn bouwplan integreert. Mochten de resultaten twee jaar tegenvallen, dan stopt hij. Maar bij twijfel zet hij graag door – elk jaar zijn de teeltomstandigheden net anders. “En bij BlueN weten we het nog niet”, zegt hij. “In granen werkt het geweldig, en sommige telers zie je het al overnemen. Hoe je je plan maakt, is denk ik afhankelijk van wat er op je pad komt. Ik lees veel, en iets als BlueN maakt mij dan gelijk nieuwsgierig.” Ook vanuit Cosun was de belangstelling gelijk groot. De coöperatie faciliteert dat de met BlueN behandelde bieten na het oogsten via een aparte stroom worden verwerkt, om het verschil in suikerpercentage te kunnen bepalen.

Zelf is hij enthousiast over BlueN, maar hij snapt dat telerscoöperaties zoals Cosun niet een nieuw hulpmiddel willen promoten zonder bewijs dat het werkt. Mochten de resultaten positief zijn, zou Cosun volgend jaar het uitproberen van BlueN kunnen stimuleren om  zo tot meer proefveld resultaten en een mogelijke kunstmestreductie te komen. En dat geldt ook voor andere onderwerpen, hoopt Jos. “Als telers zijn we altijd bezig om onze teelt op een hoger niveau te brengen”, zegt hij. “Maar daar hebben we gewoon harde data voor nodig. Als we wat vaker een bemestingsproef zien, of een proefveld met onkruidbestrijding, of een bespuitingsproef, dan kun je aantonen dat een bepaalde investering loont. En dan krijg je de hele akkerbouw mee in de transitie.”