Gert-Jan van Dongen: over soorten- en rassenmengsels, vlasteelt en onderwijs
17 december 2024
![Gert-Jan van Dongen: over soorten- en rassenmengsels, vlasteelt en onderwijs](https://groeikracht.cosun.nl/wp-content/uploads/2024/12/DSC_1015-1800x1219.jpg)
Op de zware kleigronden van Zeewolde houdt Gert-Jan van Dongen zich onvermoeibaar bezig met zijn bodemstructuur en bodemvruchtbaarheid. Met zijn scherpe visie op ‘extensieve teelt’ en verschillende nieuwe ingrepen door de jaren heen, houdt hij er een mooie bedrijfsvoering op na. En met een rol in het onderwijs probeert hij het dynamische veld van de akkerbouwsector nieuwe energie in te blazen. 'Ik wens voor de toekomst van de akkerbouw dat er nog steeds jonge ondernemers met veel enthousiasme aan gaan werken.'
Om de eigenschappen van zijn grond zo goed mogelijk te benutten, kijkt Gert-Jan continu naar hoe hij zijn bouwplan het beste kan inrichten. Hij vindt het belangrijk om de juiste rustgewassen toe te passen, en houdt er een ‘extensieve teelt’ op na. ‘Extensieve teelt houdt in dat de bodem langere tijd met rust wordt gelaten en dat je veel gewassen teelt die relatief weinig stikstof nodig hebben’, legt hij uit. Hij heeft onder andere ervaring opgedaan met het maken van zijn eigen groenbemestermengsels, experimenteert met een mengsel van verschillende rassen bij de graan- en suikerbietenteelt, en teelt al ruim 25 jaar vezelvlas als belangrijke bijdrage aan zijn bouwplan met suikerbieten en aardappelen.
‘Vlasboer in hart en nieren’
Vlasteelt past perfect in het extensieve gedachtengoed, want ‘Je hebt er weinig stikstof voor nodig. En het is een maaivrucht, net als graan, dus het is een ideaal rustgewas’, vertelt Gert-Jan. Hoewel vlas maar eens in de zeven jaar op hetzelfde perceel geteeld kan worden, haalt Gert-Jan er veel voldoening uit. Al geeft hij toe dat het geen makkelijke teelt is. ‘Het biedt nieuwe kansen, maar ook risico’s. Het roten is een van de grootste uitdagingen, want bij het roten van het vlas – het losweken van de bastvezel van de houtpijp – kan er nog wel eens wat misgaan.’
![](https://groeikracht.cosun.nl/wp-content/uploads/2024/12/241216-Gert-Jan-vlasteelt-perceel-theedoek-300x179.jpg)
In 2010 ontmoette Gert-Jan de ontwerpster Christien Meindertsma, die zijn vlasoogst gebruikte om er linnen te maken. Dit linnen werd o.a. verwerkt in theedoeken waarin de plattegrond van Gert-Jans kavel is geweven.
Organische stofbeheer
Zijn visie op extensieve teelt maakt dat Gert-Jan goed op de nutriëntenhuishouding van zijn bodem let. Om zijn grond van hoge kwaliteit te houden, werkt hij met vaste geitenmest op strobasis. ‘Ik ben samen met andere akkerbouwers actief in een mestcollectief met een melkgeitenhouder in Lelystad’, vertelt Gert-Jan. Dankzij de geitenmest voedt hij de bodem, maar blijft ruim onder de fosfaatnorm. ‘Bovendien heeft deze mest een goede verhouding stikstof en kalium. Wij akkerbouwers leveren het stro voor zijn potstal, en hij de mest. Het is een mooi systeem; ik vind het belangrijk om te weten waar de mest vandaan komt.’
‘Het OS-gehalte van mijn grond is ongeveer 4,5 % – dat is echt hoog voor Flevoland. Hoe meer organische stof, hoe beter de vochthuishouding en bodemweerbaarheid, en hoe meer bodemleven.’
Altijd het juiste (suikerbieten)mengsel
Om altijd te kunnen voorzien in de behoefte van zijn teeltgewassen, maakt Gert-Jan zijn eigen groenbemestermengsels. ‘In de basis gebruik ik altijd het gewas haver. Die heeft vooral door zijn sterke beworteling een positief effect op de zware kleigrond’, legt hij uit. En afhankelijk van de situatie voegt hij andere soorten zoals bladrammenas, gele mosterd, (voeder)wikken en facelia (bijenbrood) toe. Het zelf maken van groenbemestermengsels heeft voordelen: ‘Het is goedkoper en ik kan ze precies afstemmen op wat ik nodig heb voor de bodem en de gewassen die ik ga telen.’
Het is typisch voor hoe Gert-Jan de akkerbouw beschouwt: ‘Als boeren moeten we dynamisch blijven, ons aanpassen aan de tijd en meebewegen met de ontwikkelingen’, zegt hij. ‘Meer diversiteit biedt veel mogelijkheden. Ik wil zo veel mogelijk genetische variatie op de vierkante meter.’ Hij mengt dan ook niet alleen zijn groenbemesters en zijn baktarwe, maar ook zijn suikerbietenzaad: drie rassen op één perceel. Wordt er één ras ziek, of zijn de omstandigheden slecht, dan is de schade aan zijn oogst minder groot. ‘Het is eigenlijk gewoon risicospreiding. Het is vrij eenvoudig, het is een oud en wijdverbreid gebruiken ik kan het ook toepassen in andere teelten.’
Het Collectieve Landbouwgeheugen
Zijn kennis over het toekomstbestendige beheer van zijn bodem, probeert Gert-Jan ook op andere manieren te delen. Hij geeft nu al een aantal jaar les op de Aeres Hogeschool. ‘Het geeft heel veel voldoening om met jonge mensen bezig te zijn en soms ook verschil te kunnen maken bij de volgende generatie – de studenten’, vertelt hij. Toch maakt hij zich ook zorgen. Hij hoopt dat de kennis die de sector in zich heeft – over goed bodembeheer en het toepassen van functionele biodiversiteit, bijvoorbeeld – niet verloren gaat. ‘Je ziet op veel plekken dat er weinig opvolgers zijn; wat gebeurt er dan met de grond?’ vraagt hij zich af. ‘Ik denk dat we de taak hebben om de jonge generatie te motiveren, en ik hoop dat er vanuit wetgeving en de overheid meer begrip komt waar we als boeren mee te maken krijgen. Als we het enthousiasme van jonge ondernemers weer in de sector kunnen krijgen, dan ontstaat er een landbouwsector waar een goede toekomst in zit!’