Cok Bos: over groenbemesterbeheer en werken met uitdagende bodemstructuur

11 september 2025

Cok Bos: over groenbemesterbeheer en werken met uitdagende bodemstructuur

Cok Bos werkt actief aan het verbeteren van de bodemgezondheid op zijn akkerbouwbedrijf in de Noordbeemster. In zijn zoektocht naar meer organische stof in de bodem, past hij nu een vernieuwende aanpak toe in zijn suikerbietenteelt: groenbemesters groeien tussen kleine ruggetjes. Door de eigenschappen van zijn grondsoort slim te combineren met een aanpassing in zijn rotorkopeg, kan hij zijn groenbemesters zo lang mogelijk laten staan. En door het werken met Conviso-bieten, houdt hij de arbeid efficiënt en effectief.

Cok teelt op zware zeeklei, die zowel voordelen als uitdagingen kent. Zijn bedrijf beslaat ruim 70 hectare met gewassen als tarwe, aardappelen en suikerbieten. “Die zware grond houdt vocht goed vast, maar wordt door de jaren heen taaier en verschraalt sneller,” vertelt hij. Bodemvruchtbaarheid en -gezondheid vragen dus om een andere manier van denken. “Je wilt niet alleen maar voedingsstoffen uit de bodem onttrekken. Je moet het bodemleven ook voeden en actief houden,” zegt Cok. Zijn doel is helder: met zo veel mogelijk groenbedekking wil hij het organische stofgehalte verhogen van 5% naar 7%.

Vroege groenbemesters, met onverwachte consequenties

Groenbemesters spelen inmiddels een sleutelrol op het bedrijf. “Ik zaai vaak al binnen 48 uur na het rooien groenbemesters in,” zegt Cok. “Als ik het jaar daarop tarwe en aardappelen teel, blijven de groenbemesters staan tot in het voorjaar. Maar suikerbieten waren lastiger.” Toen hij alleen gele mosterd inzette, trok dat insecten aan die hun larven in de bodem achterlieten. In het voorjaar tastten deze larven het jonge bietenzaad aan, met opbrengstverlies tot gevolg. Nu gebruikt Cok een groenbemestermix van onder andere lupine, winterrogge en wikke. Deze mix trekt natuurlijke vijanden aan van de plaaginsecten.

Met deze nieuwe mix aan groenbemesters was ik verrast hoe weinig vraat er was in de bieten – dat komt echt door de balans met natuurlijke vijanden.”

Maar naast een nieuwe mix, kwam Cok op een ander nieuw idee voor zijn bieten, tijdens het werken met de rotorkopeg. Hij merkte dat er om de drie meter verhogingen ontstonden, met daarnaast een geultje. Deze onregelmatigheden in zijn zware kleigrond zorgden voor problemen in het voorjaar, bij het GPS-gestuurd zaaien van de bieten. Sommige rijen kwamen op een droge bult te liggen, en andere juist in natte, drassige stroken. Het viel Cok op dat de verhogingen sneller opdrogen en beter verweren. Dat bracht hem op een idee: wat als hij deze verhogingen bewust en gecontroleerd kon aanbrengen?

Van observatie naar praktijk

Zo gezegd, zo gedaan. Door kleine plaatjes tussen de vlakbalk van de rotorkopeg te lassen, zorgt hij voor een hoogteverschil dat tussen de rijen bieten ontstaat. Vervolgens kan hij die hoogteverschillen nauwkeurig voorspellen met GPS-gegevens. Het resultaat: een fijnmazig bewerkingspatroon waarbij om de 50 centimeter een klein ruggetje wordt gevormd. Na de tarweoogst maakt hij de ruggetjes. De groenbemesters zaait hij volvelds, en laat hij staan tot april. “Maar ze stonden op een gegeven moment zo hoog, dat ik met de zaaimachine er niet meer goed doorheen kwam.” Om dat te voorkomen, spuit hij in december alleen de verhogingen (de ruggetjes) dood met Roundup, zodat hij daar in april ongehinderd bieten kan zaaien. De groenbemesters tussen de ruggetjes laat hij staan tot april. Die wordt dan tegelijk met de eerste onkruidbestrijding (met Conviso) opgeruimd.

Zijn aanpak is dus om de ruggetjes al vroeg vrij te maken voor het bieten zaaien, terwijl de groenbemester daartussen nog tot april blijft staan, en dan met de onkruidbestrijding wordt platgespoten.

Aangepaste vlakbalk van de rotorkopeg – uitsparingen van 3 cm hoogte

De ruggetjes zorgen ervoor dat het perceel sneller opdroogt na een regenbui. “Voorheen moest ik soms weken wachten voordat ik weer het land op kon. Nu kan ik veel eerder zaaien, soms scheelt het wel een maand,” zegt Cok. Bovendien hoeft hij in het voorjaar niet opnieuw te bewerken: “Je krijgt losse, luchtige ruggen zonder korstvorming – ideaal om direct in te zaaien.” En het zaaien zelf wordt ook nog eens flexibeler. “Als het begint te regenen, kun je stoppen en later gewoon doorgaan waar je gebleven was.”

“Elk jaar is er weer iets anders en moet je daarop kunnen anticiperen. Door slimme hulpmiddelen en elk jaar een klein beetje aanpakken, krijg je vertrouwen om risico’s te nemen.”

Hier zie je stroken van groenbemesters tussen de dammetjes (verhogingen van 3 cm), waar de bieten op staan

Continue verfijning

In de aanpak van Cok speelt de inzet van Conviso een sleutelrol. Zijn opvallende aanpak van het bijna gelijktijdig laten groeien van groenbemester en bieten, zorgt voor een goede bodemvoeding, maar is niet bepaald makkelijk. Door met een resistent Conviso-ras te werken, kan hij de verdelger inzetten zonder zijn bietenteelt in de weg te zitten. “Conviso geeft me de ruimte om te experimenteren,” zegt Cok. “Je kunt de groenbemesters langer laten staan, en dat sluit aan op mijn systeem. De timing blijft wel cruciaal.”

Met zijn nuchtere maar vastberaden aanpak maakt Cok duidelijk dat bodemverbetering geen kwestie is van snelle oplossingen. Het is een proces van lange adem en voortdurende verfijning. “Je blijft elk jaar leren,” zegt hij. “Boeren zijn ware uitvinders op hun eigen land. Ze sleutelen stap voor stap aan vernieuwing. Maar de echte doorbraken? Die zie je pas na jaren – als je geduld hebt en volhoudt.”